Screening op chronische Q-koorts

Wat betekent het besluit van minister Bruins om alsnog te gaan screenen? Daarvoor moeten we kijken naar het RIVM-rapport van december 2017, dat tot stand is gekomen na druk van verschillende kanten om een bevolkingsonderzoek in te stellen. Want vele jaren na de epidemie werden nog steeds mensen ziek die chronische Q-koorts bleken te hebben.

De onderzoekers concluderen dat een algeheel bevolkingsonderzoek zijn doel voorbij schiet, maar dat een gerichte screening op chronische Q-koorts kosteneffectief is. Het gaat dan om mensen met hart- en vaatziekten en met een verzwakt immuunsysteem, die wonen in gebieden, waar de Q-koorts voorkwam tussen 2007 en 2010. Die gebieden zijn het grootste deel van Noord-Brabant, Noord-Limburg, het zuidelijke deel van Utrecht en Gelderland, het grensgebied Friesland, Groningen en Drenthe, een klein gebied in Zuid-Holland, Zuid-Limburg en Twente.

Bij 2 op de 100 patiënten die Q-koorts hebben doorgemaakt blijft de bacterie in het lichaam aanwezig. Dat kan na maanden of zelfs jaren een ernstige ziekte veroorzaken, chronische Q-koorts. Mits op tijd opgemerkt, zijn deze mensen nog behandelbaar.

Binnenkort worden rond 50.000 mensen met het beschreven risicoprofiel door de huisarts opgeroepen voor onderzoek. Het is goed dat deze screening alsnog plaats vindt, ook al is het aan de hele late kant en zijn er intussen bijna 100 mensen aan Q-koorts overleden. Het maakt opnieuw duidelijk, hoe gevaarlijk de bacterie na jaren nog kan zijn.

Tegen die achtergrond is het bijzonder vreemd en inconsequent dat iedereen die na 2011 ziek is geworden, geen beroep heeft kunnen doen op de tegemoetkoming van het ministerie. Want statistisch gezien is de kans dat deze mensen in de tijd van de epidemie besmet zijn, bijna 100%.

Q-uestion zal daarom alles in het werk stellen om de minister ervan te overtuigen, dat ook mensen die ziek zijn geworden na 2011, in aanmerking moeten komen voor de tegemoetkoming.

Bert Brunninkhuis

Reacties gesloten.